Beveiliging zonneparken: noodzaak
Er gaat geen week voorbij zonder een krantenkop ‘Koperdiefstal zonnepark’. Vaak in dikgedrukte letters. Met welke zorgwekkende trend hebben we hier te maken? En belangrijker nog: wat doen we...
Ondernemend Nederland moet verduurzamen. Bedrijven willen stroom uit zon of wind. Maar hoe doe je dat als het energienet op sommige plaatsen nu al vol zit? “Het kan nog wel twintig jaar duren voordat het stroomnet berekend is op onze vraag. Tot die tijd moeten we slimmer omgaan met onze energie”, zegt David Smeulders, hoogleraar energietechnologie aan de TU Eindhoven.
Ondernemers in Noord-Brabant en Limburg die hun bedrijf willen aansluiten op het stroomnet, hebben inmiddels de grootste problemen. Sinds juni is er een tijdelijke stop voor nieuwe en bestaande bedrijven voor zowel de afname als het opwekken van elektriciteit.
TenneT onderzoekt welke ondernemers tijdelijk tegen betaling minder stroom willen afnemen. Want als ze op bepaalde momenten flexibeler gebruik maken van het stroomnet, is er ruimte voor anderen. We breiden op dit moment het stroomnet uit en kijken samen met de provincies en gemeenten waar we investeringen kunnen versnellen, zodat er stapsgewijs structureel weer ruimte komt voor bedrijven op het stroomnet”, vertelt Eefje van Gorp, woordvoerder van TenneT.
Het is de eerste keer dat het stroomnet vol zit voor gebruikers. Dat komt door de snelle opkomst van warmtepompen, laadpalen, nieuwe bedrijven en elektrificatie van de industrie. “Nu de gasprijzen omhoogschieten door de oorlog in Oekraïne, willen bedrijven opeens allemaal van het gas af”, vertelt Van Gorp. Niet alleen in de twee zuidelijke provincies is er topdrukte, ook in de rest van het land raakt het net steeds voller. Via de capaciteitskaart van branchevereniging Netbeheer Nederland kun je de capaciteit van het elektriciteitsnet in Nederland bekijken.
Alles begint bij het opwekken van energie in een elektriciteitscentrale. Van daaruit gaat de stroom naar het hoogspanningsnet. Deze lijnen transporteren stroom onder hoge spanning – 380.000,150.000 of 110.000 volt – naar een verdeelstation. Dit station zet de stroom om naar 20.000 volt – middenspanning – en verdeelt die over meerdere kabels die onder de grond verdergaan. Uiteindelijk gaat de elektriciteit via transformatorhuisjes over op het laagspanningsnet: 230 volt, zoals bedrijven en huizen die via het stopcontact binnenkrijgen.
De manier van elektriciteit opwekken verandert, maar kabels en verdeelstations zijn daarop nog niet overal ingericht. Gas en kolen leverden een constante voorziening van elektriciteit, maar met zonneweiden en windparken is dat anders. Die natuurelementen kun je niet aan- en uitzetten. Er zijn dus piekmomenten waarop de stroom binnenkomt. Daarnaast liggen er steeds vaker zonnepanelen op daken; die leveren ook stroom aan het net. Er komt dus nog meer elektriciteit op het net. De huidige techniek is daartegen nog niet opgewassen.
Stel, je bent ondernemer met groene ambities. Wat nu? Je hoeft niet bij de pakken neer te gaan zitten, weet David Smeulders, hoogleraar energietechnologie aan de TU Eindhoven. Hij somt alternatieve oplossingen op. “Vervang gloeilampen door ledlampen. In de industrie is nog veel winst te behalen, bijvoorbeeld door pijpleidingen te isoleren. En doe zo veel mogelijk ‘lokaal’: wees niet afhankelijk van het stroomnet, maar koop batterijen waarin je je opgewekte zonnestroom kunt opslaan.”
Wouter Hendrickx is programmamanager duurzaam ondernemen bij Hoppenbrouwers Techniek. Hij ziet de vraag naar zo’n batterij om energie op te slaan steeds vaker. “Bedrijven gebruiken de opgeslagen energie op piekmomenten, wanneer het druk is op het stroomnet. Zo zijn ze minder afhankelijk van de beperkingen van het net.
Maar met alleen een batterij is het probleem niet opgelost. Om aan de grote elektriciteitsvraag te kunnen voldoen, zijn aanpassingen nodig. Tot en met 2050 investeren de netbeheerders, zoals Liander, Enexis en Stedin zo’n honderd miljard euro in het uitbreiden van het stroomnet. TenneT investeert jaarlijks drie miljard in het hoogspanningsnet. En er zijn meer plannen, vertelt Peter Hofland, woordvoerder van Liander. “Procedures moeten korter, wet- en regelgeving moet veranderen en we hebben meer technisch personeel nodig.”
Hij legt uit: “Als er een verdeelstation bij moet komen, zijn we gemiddeld zeven jaar verder. Vijf jaar met grondaankoop, bestemmingsplannen, vergunningen en omwonenden. Twee jaar met het bouwen. Al dat voorwerk kan korter.” Daarnaast is aanpassing aan de situatie noodzakelijk. “Laat bedrijven tegen een lager tarief energie afnemen, op rustige momenten op het net. Om dat voor elkaar te krijgen, zijn nieuwe wetten en regels nodig.”
Hoogleraar Smeulders denkt aan aparte tarieven voor de daluren en de ‘zonnespits’. “Dankzij deze flexibele tarieven gaan bedrijven meer spreiden. Of er komen afspraken tussen netbeheerders en grootverbruikers. Zodat grote verbruikers niet op piekmomenten stroom vragen of terug leveren.” Liander heeft in en rondom Zuidplaspolder, Neerijnen en Nijmegen al soortgelijke afspraken met bedrijven gemaakt. Zo schakelt een distributiecentrum van de Lidl de grote vriezers uit op piekmomenten.
“We kunnen niet bij blijven bouwen”, zegt Van Gorp. Daarom denken de netbeheerders ook na over alternatieven voor de lange termijn. Een veelgenoemde oplossing is waterstof. Hofland: “Hierin zijn al jaren ontwikkelingen aan de gang. Deze vorm van energie kan zonder al te grote aanpassingen door de gasleiding heen. Op deze manier kunnen we ook bedrijven van energie voorzien.” Van Gorp: “We zien toekomst in een combinatie van waterstof, batterijen en afspraken met bedrijven over het gebruik van elektriciteit op piek- of dalmomenten.”
Er is geen ‘one size fits all’-aanpak voor bedrijven, weet programmamanager Hendrickx. Daarom adviseert hij bedrijven om hun energieverbruik in kaart te brengen. “We sluiten hardware aan op de hoofdaansluiting en kunnen vervolgens heel gedetailleerd het verbruik op kwartierbasis zien”, legt hij uit.
Met die informatie stelt hij een plan samen voor het bedrijf: “We wekken precies genoeg stroom op, zodat het bedrijf erop kan draaien, of zoeken naar mogelijkheden om deze lokaal op te slaan. In sommige gevallen bouwen we enkel een stop op teruglevering in. Dat geeft minder drukte op het stroomnet.”
Hendrickx adviseert te beginnen met eenvoudige hardware, om het algemene beeld inzichtelijk te maken. Maar als ondernemer kun je ook een stap verder gaan: nog specifiekere hardware installeren. Hoeveel energie gaat er bijvoorbeeld naar verlichting? En hoeveel naar nachtstroom, wanneer er niemand op kantoor is? “Dat is heel handige informatie om verbruik te reduceren, maar ook als je ambities hebt om verder te verduurzamen met zonnepanelen, een windmolen en een batterij die de energie opslaat.”
Volgens Hendrickx is er veel tijd nodig om het hele land om te schakelen. Hij denkt aan zo’n twintig jaar. Hoogleraar Smeulders beaamt dat. “We kunnen het systeem niet zomaar omgooien, want het is een project van een lange adem. Ik zie het zo: het is een energietransitie, geen energierevolutie.”